Jeremias 31:7-9 en Hebreeën 5:1-6 en Marcus 10:46-52
Vandaag gaat het over een blinde man langs de weg: iemand aan de rand van de maatschappij, hulpbehoevend en heel kwetsbaar, want hij kon niet zien. Pasgeboren kinderen en dieren zijn precies zo. Zij hebben hun oogjes nog bijna dicht en zijn helemaal op de hulp van anderen aangewezen. Zij moeten nog aan het leven beginnen. Elke mens begint dus eigenlijk min of meer als een blinde bedelaar langs de weg van Jericho. Zou deze blinde van Jericho niet een beeld zijn van iedereen op aarde? Ook al hebben wij ogen, toch zijn we vaak blind. Onrust en gejaagdheid maken ons blind voor de schoonheid van de natuur. Oververzadiging van beelden verblindt ons hart.
De blinde van Jericho was een helderziende. Hij zag twee dingen vlijmscherp. Hij riep: ‘Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij!’ Toen ze hem toesnauwden te zwijgen, riep hij nog harder, hij riep uit het diepst van zijn hart (psalm 130:1). De blinde zag allereerst heel duidelijk dat hij redding nodig had: ‘Heb medelijden met mij! Ten tweede zag hij dat redding niet van zomaar iemand kon komen, maar alleen van iemand die van godswege kwam: Jezus, de Zoon van David. Dat wil zeggen: zoon van de koning, die heel bijzonder door God gezalfd is (1 Sam.16:13). Deze blinde van Jericho was helderziend. Hij zag naar boven tot aan Gods troon: daar alleen ligt zijn redding. Hij zag naar beneden tot op de grond van zijn bestaan vandaaruit riep hij: ‘Heer, heb medelijden’, een roep die een verre echo heeft in het ‘Kyrie eleison’ van zoveel ontelbare mensen.
Het gaat om de blinde Bartimeüs. We weten zelfs wat zijn naam betekent. ‘Bar’ betekent ‘zoon van’, dus Bar-Timeüs = de zoon van Timeüs. Hij zit daar langs de weg, hulpbehoevend, blindgeboren. Hij heeft zijn bedelmantel uitgespreid. Hij zit gelukkig op een goeie plek, want er komen veel mensen langs. Grote groepen mensen die terugkomen van de Paaspelgrimstocht, die zij hadden gemaakt naar de tempel in Jeruzalem. Rumoer van het volk maakt hem nieuwsgierig, en hij laat zich terdege informeren: Jezus van Nazareth komt voorbij! Hij schijnt een groot Rabbi, zelfs de Messias te zijn. De zoon van Timeüs probeert de aandacht van Jezus te trekken. ‘Hou toch je mond”, roepen de omstanders, ‘verstoor het feest niet!’
Is aandacht trekken dan zo verkeerd? De evangelist Marcus blijkt een geboren verteller. Vorige week het verhaal van de zonen van Zebedeüs, Jacobus en Johannes, die bij Jezus in het gevlei proberen te komen. ‘Heer, als u koning bent mogen wij dan eerste minister spelen’ (Mc.10:37) Ze vragen om een uitverkoren plaats in Jezus’ regering. Weten zij veel dat Jezus’ Koninkrijk niet van deze wereld is. Jacobus en Johannes trekken op een misselijke wijze Jezus’ aandacht.
Over de ruggen van hun beste vrienden heen: Terecht worden de andere tien leerlingen woedend (Mc 10:41). Aandacht trekken om er zelf beter van te worden. En we zien het al weer voor ons: al die mensen die vaak ten koste van anderen op fabrieken en kantoren hun chefs naar de mond praten, alles doen om op te vallen. Hielenlikkers zijn het, misselijke strebers. Werkers met de ellebogen: niet voor anderen, maar over de rug van anderen heen: om er zelf beter van te worden.
Bar-Timeüs, de blinde bedelaar, probeert ook de aandacht van Jezus te trekken. Niet ten koste en over de ruggen van anderen. Nee, Bar-Timeüs, wil er gewoon weer bij horen. Niet langer als invalide beschouwd worden, bedelend aan de: poorten’ van Jericho. Hij wil een volwaardig lid van de gemeenschap zijn. Geen man lángs de weg, maar een man óp de weg, op de weg van Jezus. Uit het verhaal van Marcus blijkt Bartimeüs een sterke persoonlijkheid te zijn, die weinig moet hebben van zijn handicap, van dit afhankelijke leventje. En dat blijkt uit het gemak waarmee hij na zijn genezing zijn bedelmantel laat schieten, of beter wegsmijt. Afsnauwen laat hij zich niet. Hij aarzelt geen moment: ‘de Zoon van David, de Messias, is zijn man’. Hij gelooft, ziet en volgt Jezus op diens weg naar Jeruzalem. En weet u wat nu zo frappant is:Jezus geneest de blinde bedelaar, maar ironiseerwijze is hij de enige die Jezus als Messias doorziet. Niet de blinde van Jericho, maar de anderen zijn stekeblind, en hebben genezing nodig. Pas na Jezus’ dood vallen bij de meeste leerlingen de schellen van de ogen. Pas dan zien zij in wie Jezus wérkelijk is.
Wij kunnen ziende blind zijn en een blinde kan een wijs ziener zijn. In mythen en sprookjes komen we trouwens vaak een ‘blinde ziener’ tegen. In de Heilige Schrift is blindheid het symbool geworden van de ver-blinde mens. De profeet Jesaia krijgt als opdracht: ‘Leid het volk, dat ogen heeft maar toch stekeblind is’ (Jes.43:8). En toen de sterke Simson door Delila bekoord en verblind was, verblind door haar schoonheid, gaf hij het geheim van zijn kracht prijs. Ze snijden zijn haren af en steken hem de ogen uit. Maar toen het licht in zijn ogen doofde, brak het licht in zijn hart weer door. En God geeft hem nog éénmaal zijn geweldige kracht. (Rechteren 16)
Het behoort tot de tekenen van het nieuwe Koninkrijk dat blinden weer gaan zien en dat doven weer gaan horen. ‘Jahwe opent de ogen der blinden’ (psalm 146:8). En in zijn grote strafrede tegen huichelende schriftgeleerden en Farizeeën zegt Jezus: ‘Wee u, blinde leiders die de mug uitzift en de kameel doorslikt’. Mt.23:24) En Johannes schrijft in zijn eerste brief: ‘Wie zijn broeder haat, wandelt in de duisternis en hij weet niet waarheen hij gaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind“(1 Joh.2:11) ‘Tot een oordeel’, zegt Jezus, ‘ben Ik in de wereld gekomen, opdat de niet-zienden zouden zien en de zienden blind zouden worden.”(Joh.9:39-41)
Parochianen, in het leven kunnen we twee kanten op. Breed is de weg van de macht, de weg van de olie, de weg van de rijkdom en de weg van het succes. Maar het is de weg van blinden, de weg die zo vaak uitloopt op jaloezie, honger, oorlog, dood en geweld. De andere weg is de weg van Jezus die zegt: ‘Ik ben de Weg. de Waarheid en het Leven. (Joh.14:4-6). Het is de herinnering aan zijn lijdensweg, die langs de Via Dolorosa in Jeruzalem voert. En de diepste zin van elke bedevaart, van elke pelgrimstocht, is vooral het biddend onderweg zijn. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie is het symbool van de Weg belangrijker geworden dan het symbool van de vaste burcht: Gods eigen volk onderweg. En een volk dat onderweg is, bouwt geen kastelen en burchten, maar woont in verplaatsbare tenten.
En overal, parochianen, zie je die machtige burchten in elkaar storten. Wat overblijft zijn mensen die als blinden tastend en zoekend hun weg proberen ‘te zien’ in de woestijn van hun leven. En het is het geloof dat ons zwervers tot pelgrims maakt, omdat zij ervan overtuigd zijn dat er áchter deze dorre woestijn een nieuw en heerlijk land ligt. Maar daar moet je natuurlijk wel een open oog voor hebben…
Ambro Bakker s.m.a.