Exodus 20:1-17 en I Korintiërs 1:22-25 en Johannes 2:13-25
In het evangelie van vandaag gaat het over de tempel. Eertijds diende de tempels niet zo zeer als verzamelplaats van gelovigen, maar als een bijzondere verblijfplaats, waarin de goden woonden. Meestal bleef het heiligste deel met de beeltenis van de godheid volledig in het donker, waarmee werd aangegeven dat het goddelijk wezen een groot en diep en ongrijpbaar geheim was.
Tijdens het plechtige inwijdingsfeest werd de ark van het verbond, neergezet op haar plaats in de achterzaal van de tempel, het heilige der heiligen (allerheiligst), Het was een ruimte zonder licht. Het was toch de plaats van God zelf, de Schepper van het licht, die het menselijk licht niet nodig had. Wonen in de schaduw van God betekent licht en leven. De tempel als de verblijfplaats van God.
Wij weten echter dat Jezus helemaal niet zo’n voorstander is van de tempel. Hij wil liever met mensen meetrekken in een tent, onder mensen wonen. Ook wij maken van onze prachtige kerken soms meer een doel dan middel. Niet het kerkgebouw is heilig, hoe mooi die ook kan zijn, het zijn mensen, als u en ik, die dit kerkgebouw kunnen maken tot een heilige ruimte. Want God wil onder mensen wonen. Hij komt tot leven waar ouders aan hun kinderen leren wat er in zijn Evangelie staat. ‘Waar er twee of drie bijeen zijn in Mijn Naam, daar ben Ik hun midden’, zegt Jezus. Daarvan getuigt Johannes: ‘Deze tempel zal worden afgebroken, maar de tempel van Jezus’ lichaam zal in drie dagen weer worden opgebouwd.’ De omstanders begrijpen ’t niet, worden zelfs woest, voelen zich aangevallen in het hart van hun godsdienst.
Niet in de tempel ligt de eerste plaats van de Godsontmoeting, maar je komt God vooral tegen op de weg van Jeruzalem naar Jericho, waar een mens langs de weg ligt, uitgeschud door rovers. En tot de dag van vandaag laat God zich vooral ontmoeten waar mensen in de knel raken. Door te luisteren naar Gods woord, door het in praktijk te brengen, wil God onder ons verblijven. Het gaat niet om een stenen gebouw, maar om ‘mensen die zich als levende stenen willen laten invoegen in een geestelijk gebouw, het gebouw van God’ (2 Petrus 5:1)
Jezus gaat de tempel in, het Huis van zijn Vader. Het is een van de weinig keren dat we meemaken dat Jezus driftig wordt. Hij ziet hoe de tempel beheerst wordt door offerdieren en handel. Als een vuur komt het in Hem omhoog. De evangelist Johannes legt dat uit door de woorden van psalm 69 te citeren: ‘De ijver voor uw huis zal mij verteren’. Johannes zegt tussen de regels door dat de eigenlijke tempel, de verblijfplaats van God, te vinden is in het mystieke lichaam van zijn Zoon Jezus. Je hoort in deze lezing Jezus denken: deze tempel afbreken, jullie zelf breken je tempels en kerken af. Geen steen blijft op de andere blijven liggen. Maar Jezus zegt: ‘wees niet bang: in drie dagen bouw Ik het Huis van hemelse Vader weer op’. De evangelist Johannes zegt: Hij bedoelde de tempel van zijn lichaam.
In Jezus’ lichaam, in zijn manier van leven, laat God zich ontmoeten. In onze manier van leven wil God zijn intrek nemen, niet in gebouwen van steen, goud en wierook. Hij vindt zijn woning waar mensen elkaar op de been helpen en op de been houden. Aan het Lichaam van Christus mogen wij deelhebben, want ook ons lichaam is de verblijfplaats van God. Onder en ín ons mensen wil hij wonen en zijn intrek nemen. En allemaal samen vormen wij het Lichaam van Christus, met elkaar verbonden in het Lichaam van Christus. Wij zijn die uitdrukking een beetje verleerd. Het klinkt misschien wat vreemd en zweverig. En toch is het een mooie naam: de kerk als het Lichaam van Christus, waar mensen elkaar in God ontmoeten.
Gebouwen, eredienst en rituelen kunnen ook ontaarden, leeg en formalistisch worden. Dan hoeven ze niet te worden afgebroken, maar vaak wel gereinigd te worden. En zo hoort het ook. Wie zondags naar het kerkgebouw gaat om het geloof te vieren en te voeden, moet dat ’s maandags ook laten merken. Niet door onze eigen stoep schoon te vegen, maar door de wereld te reinigen van het kwaad, door goed voor anderen te zijn.
De hogepriesters hadden er grote moeite mee dat Gods woning niet in de stenen tempel, in het stenen gebouw, ligt. Zij worstelden daarmee. Is God te vinden in stenen gebouwen of in de harten van de mensen? Het concilie van Chalcedon in 451 legde vast dat God zich laat ontmoeten in het mystieke lichaam van Jezus, dat op Goede Vrijdag werd afgebroken, maar drie dagen later uit de as verrees. Jezus als de verblijfplaats van God. Een oud kerklied brengt het zó onder woorden: ‘Ubi caritas et amor, Deus ibi est’- Waar vriendschap heerst en liefde, daar woont God, want God is Liefde. En Paulus begreep al dat die aanwezigheid zich niet alleen tot Jezus beperkte, maar dat wij allen samen Gods woning mogen zijn. Een antwoord waar sommige hogepriesters onder ons het nog steeds moeilijk mee hebben.
‘De tempel van God is heilig, en die tempel zijn jullie zelf’ zegt Paulus in de eerste Korintiërsbrief (3:16-17) En Paulus schrijft in zijn brief aan de Efeziërs: ‘Zo zijn jullie geen vreemdelingen en bijwoners meer maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en de profeten, terwijl de sluitsteen Jezus zelf is, die het hele bouwwerk in zijn voegen houdt. In Hem wordt u ook mee opgebouwd tot een woonplaats van God, in de Geest van God’
Pater Jan Haen C.Ss.R. en Pater Ambro Bakker SMA