1 Johannes 3: 16-24
Johannes schreef een brief. Daar werd verteld dat we niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. En ik sloot af met de woorden: zo spreekt de Heer. En wij allemaal antwoorde: Wij danken God. Echt waar?
Om bij mijzelf te beginnen. Ik heb nooit kunnen geloven dat mensen iets fout doen omdat ze dat opzettelijk zo willen. Maar sinds mijn kindertijd beginnend gedurende de tweede wereld oorlog, en mijn jaren in Zuid Afrika, heb ik ook gezien dat mensen zich telkens weer tot de meest afschuwwekkende handelingen laten verleiden, omdat anderen hen daartoe bevelen, omdat ze uit angst menen ergens iets tegen te moeten doen, omdat ze onder minderwaardigheidsgevoelens lijden, of omdat ze het idee hebben dat ze door anderen onderdrukt worden.
Ik ben priester geworden. En in de loop der jaren is mij duidelijk geworden dat God spreekt niet tot ons van buitenaf, via bepaalde feiten, maar God spreekt in ons hart door middel van beelden, fantasievoorstellingen en nog meer. Plato had gelijk: iedere mens draagt een bepaald idee in zich mee, een innerlijke waarheid die hij/zij gedurende zijn/haar leven moet uitvogelen. En dat kan een mens alleen als hij/zij iemand ontmoet die vanuit liefde meer in hem/haar gelooft dan hij/zij in zijn /haar eentje had kunnen leren. Door liefde kunnen wij de angst voor anderen overwinnen, het gevoel niet genoeg te zijn, de innerlijke aanpassingsdwang aan uiterlijke normen. Wanneer men een mens liefheeft, verdwijnen verwarring, verhulling en vervreemding in het wezen van de ander. Dat is dus de menselijke weg die wij zouden moeten gaan.
En die weg eindigt nooit. We lopen slechts een paar decennia op deze aardbol rond. En aan het einde worden we ons ervan bewust hoezeer we eigenlijk onder het niveau gebleven zijn waarop we hadden moeten leven. Er waren mensen die ons nodig hadden, maar we hadden geen tijd, geen geduld, geen geld, of gewoon geen zin. Achteraf hebben wij daar spijt van. We kunnen hooguit iedere avond tot God bidden om de gaten te vullen die wij hebben achtergelaten. Maar we weten ook dat morgen opnieuw het weer zo zal gaan. Daarom lukt het ons alleen om van vandaag naar morgen te komen door te vertrouwen in vergeving, een heel centrale boodschap van Jezus.
We hebben dus een vertrouwen nodig dat niet uit de natuur voortkomt, maar uit alles dat ons menselijk maakt. De natuur zoals wij die waarnemen heeft geen enkele band met gevoelens als medelijden en respect, goedheid en omzien naar elkaar. Wat ons menselijk maakt zijn zaken als liefde, redelijkheid, wijsheid, geduld; allemaal begrippen die de natuur vreemd zijn maar voor ons van levensbelang zijn. Dan hebben we ongeveer, een voorstelling van wat wij met ‘God’ bedoelen. En niet het woord ‘God’ dat gebruikt word om misbruik te legitimeren, om heilige oorlogen te voeren, die aangeroepen word om wonderen tot stand te brengen. Dat is allemaal teleurstellend en verwarrend waardoor velen amper nog in zo’n God kunnen geloven.
Geloven in God is van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben. En dan stelt Johannes in zijn brief ons de vraag – hoe kan de Goddelijke liefde blijven in een mens die geld genoeg heeft en toch zijn hart sluit voor de nood van zijn broeders, zuster, mede mens. Niet dus. De God die Jezus ons kwam brengen is de verdichting van een ervaring: namelijk dat we uiteindelijk niet alleen zijn, en dat we, ook als we schuldig zijn, kunnen vertrouwen op vergeving. Of zoals Johannes het in zijn brief schreef –‘En dit is zijn (dat wil zeggen God’s) gebod: van harte geloven in zijn zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben zoals hij ons bevolen heeft. Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God en God blijft in hem, in haar. En dat wordt zichtbaar waar de nood van onze medemensen waar dan ook, barmhartigheid, medemenselijk in ons doen en laten zien, voelen, ervaren. Wij gaan ervoor – Toch?!!!
Pater Jan Haen C.Ss.R.